Cystinose

Nephropathic_cystenosis

cystinose-molecuulCystinose

Cystinose is een zeldzame ziekte waarbij 1 op de 200.000 pas geborenen aan lijden. Het is een erfelijke ziekte dat de stofwisseling aantast. Met stofwisseling worden alle chemische en fysische processen in de cellen van een organisme bedoeld.[1] Er is weinig onderzoek gedaan naar een behandeling van cystinose. De oorzaak hiervan is het aantal patiënten dat hieraan leidt. Het zou economisch niet rendabel zijn voor de industrieën om hiernaar onderzoek uit te voeren, aangezien het een wees (zeldzame) ziekte is. Toch is er paar jaar geleden een kleine doorbraak geweest wat de cystinose patiënten een nieuwe hoop geeft.

Vormen van cystinose

Er zijn drie vormen van cystinose namelijk, de infantiele, laat-beginnende en goedaardige cystinose.[2] Het verschil tussen de infantiele en laat-beginnende cytosine is het tijdstip van voordoen van symptomen. Bij infantiele vorm verschijnen de symptomen tussen een leeftijd van 6 tot 18 maanden. De symptomen kunnen groei achterstand, voedingsproblemen en periodes van uitdroging zijn, met verlies van voedingstoffen en mineralen zoals kalium, calcium, fosfaat, glucose en aminozuren. Deze symptomen zijn een oorzaak van Fanconi syndroom. Vooral de ogen en nieren lopen grote beschadiging op.

Zonder een behandeling zou de patiënt rond de 10e levensjaar een niertransplantatie moeten ondergaan. De symptomen bij de laat-beginnende cystinose vorm “late-onset” verschijnen ongeveer na het 10e levensjaar en de achteruitgang van de nieren verloopt langzamer. Het verschil tussen de derde vorm van cystinose “goedaardige cystinose” en andere vormen is de afwezigheid van nier beschadiging. Hierdoor hoeft de patiënt geen niertransplantatie, hoewel de fotofobie symptoom blijft. [2]

Nephropathic_cystenosis

CTNS transporter

CTNS-gen-chromosom-17Cystinose wordt veroorzaakt door een gen mutatie op chromosom 17 in het autosomaal recessieve CTNS gen (zie figuur 1). Het CTNS gen zorgt voor de codering van het cystinosine eiwit ook wel CTNS transporter genoemd. CTNS transporter zorgt voor het transport van cystine en H+ uit het lysosoom. [3] In de cellen van een gezond patiënt wordt cystine uit het lysosoom getransporteerd door cystinosine. Bij cystinose patiënten werkt dit mechanisme niet helemaal, waardoor er een opeenhoping van cystine in het lysosoom plaats vindt. Hierdoor vindt er kristalvorming plaats, dat zorgt voor beschadiging van de cel.

Diagnose

Tegenwoordig wordt diagnose van cystinose gesteld door de meting van het gehalte cystine in granulocyten. Bij een gezond persoon ligt het cystine gehalte bij: 0,04-0,12 nmol/mg eiwit. En een cystinose patiënt heeft een cystine gehalte boven de 1 nmol/mg eiwit.[3]

Behandeling van cystinose

Bij de huidige therapie is er aan het begin paar ziekenhuis opnames nodig om de dosis van de medicijnen vast te stellen. Daarna is het 4 keer per jaar nodig om het ziekenhuis te bezoeken vanwege controle. Bij de behandeling heb je te maken met polyfarmacie. Aangezien je veel stoffen zoals mineralen en voedingstoffen verliest is het noodzakelijk om dit via tabletten binnen te krijgen. Daarnaast moet er cysteamine worden ingenomen, dit zorgt ervoor dat de stapeling van cystine in het lysosoom vermindert. Cysteamine heeft een werking van ongeveer 6 uur, hierdoor moet het geneesmiddel elk 6 uur ingenomen worden. Door de frequentie van inname van de medicijnen en het aantal geneesmiddelen neemt therapieontrouw toe.

Toekomstig therapie?

In 2009 was er een kleine doorbraak bij het onderzoek naar een geneesmiddel voor cystinose waardoor een betere therapie mogelijk zou kunnen zijn. De onderzoekers van Scripps Research Institute hadden aangetoond dat de behandeling van cystinose bij muizen met stamceltransplantatie de cystine gehalte met 80% verlaagt. De stamcellen met de normale CTNS gen verdeelde zich voldoende over de weefsels van de muizen. Hierdoor zou er minder schade aan de nieren en ogen veroorzaakt worden, en het verlies van voedingstoffen en mineralen zou dalen. [1]

Hoe minder mensen aan een ziekte leiden des te beter het zou moeten zijn. Tenminste op het eerste gezicht zou je zo denken, maar toch is dit niet helemaal correct. In het geval van cystinose is het zo dat er weinig patiënten zijn die hieraan leiden, en dat maakt cystinose een wees ziekte. Het nadeel van een wees ziekte is dat bedrijven weinig interesse hebben in het onderzoeken naar een geneesmiddel. Dit zou economisch niet rendabel zijn voor de bedrijven. Maar toch is er nog hoop voor cystinose patiënten. Het onderzoek dat in 2009 werd uitgevoerd heeft een nieuwe doorbraak gegeven op het vinden van een geneesmiddel tegen cystinose.

Referenties

[1] VKS. VKS – Stofwisselingsziekten.nl.http://www.stofwisselingsziekten.nl/ziekte/cystinose. Laatste update: 19-07-2011. Geraadpleegd op 04-12-2011.
[2] CYSTINOSIS FOUNDATION. Cystinosis Foundation.http://www.cystinosisfoundation.org/Documents/CystinosisBrochure_dutch.pdf. Laatste update: 2011. Geraadpleegd op 04-12-2011.
[3] ntvg. Nederlandse tijdschrift voor geneeskunde.http://www.ntvg.nl/publicatie/van-gen-naar-ziekte-cystinose/volledig. Laatste update: 10-03-2004. Geraadpleegd op 04-12-2011.
[4] Genetics Home Reference. CTNS. http://ghr.nlm.nih.gov/gene/CTNS. Laatste update: 01-02-2008. Geraadpleegd op 04-12-2011.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *